zondag 3 januari 2016

Nieuwjaarsboodschap 2016 'Wereldvredesbond van Oases der Menselijkheid' van de Willehalm Ridderorde van het Woord (i.o.) aan koning Willem-Alexander en het weldenkende deel der natie uitgesproken door Robert Jan Kelder op Driekoningen voor het paleis op de Dam.Tevens een vrije bijdrage aan het Bosch-500 jaar

Wereldvredescollege Driekoningen 2016 op de Dam (foto Johannes Kelder)

Op 6 januari wordt jaarlijks de dag gevierd dat de Drie Koningen uit het Oosten geleid door de Ster van Bethlehem – volgens Werner Greub in zijn boek “Willem van Oranje, Parzival en de Graalwas dit, uiterlijk gezien, de drievoudige conjunctie van de planeten Jupiter en Saturnus in het jaar 7 v.Chr. – het Jezuskind in Bethlehem kwamen aanbidden dat Mattheüs in zijn evangelie schildert. Op 25 december anderzijds wordt jaarlijks de geboorte gevierd van het Jezuskind van verschillende, eveneens Maria en Josef geheten ouders maar woonachtig in Nazareth, een geboorte die met name Lucas in zijn evangelie schildert en die volgens o.m. Werner Greub in zijn binnenkort te verschijnen werk “De Jezusmysteriën – Rudolf Steiners evangeliënchronologie en de Christusprofetie van Zarathoestrain december van het jaar 2 v.Chr. in Bethlehem heeft plaatsgevonden.

I.
Driekoningen geldt echter vooral in het Westen; immers, in de Oosters orthodoxe kerken  wordt op 6 en 7 januari met name het feest van Epifanie gevierd als de verschijning van het kosmische Christuswezen, d.w.z. Zijn incarnatie bij de doop in de Jordaan door Johannes, in de vrij geworden omhullingen van de 30-jarige Jezus van Nazareth, die 18 jaar eerder op 12-jarige leeftijd bij de presentatie in de Tempel van Jeruzalem door het mystieke proces van metempsychose met de Mattheüs-Jezus werd verenigd. (Alleen zo kan men de twee geboorteverhalen van Jezus met totaal verschillende stambomen in het Lucas- en het Mattheüs-evangelie opvatten zonder hun waarheidsgehalte geweld aan te doen door bv. te zeggen dat het ene geboorteverhaal wel historisch en het andere slechts symbolisch is, zoals de vorige paus Benedictus XVI stelt in zijn boek “Jezus van Nazareth – De Kinderjaren”, of bv. te stellen dat de twee evangeliën helemaal niet met elkaar te rijmen zijn, zoals dat de astronoom Govert Schilling poneerde op de TROS radionieuwsshow van 26 december j.l. over de ware Ster van Bethlehem en waarop de presentatrice Mieke van de Wey resignerend antwoordde dat "het mysterie misschien dan wel beter intact kan worden gelaten.") 

Deze diepgaande aanvullingen op dit onderliggende mysterie van het Kerstfeest en de andere christelijke jaarfeesten als de menswording van Christus en – na Zijn kruisiging en verrijzenis – als Zijn geboorte als geest van de aarde, werden voor het eerst meer dan 100 jaar geleden door Rudolf Steiner, o.m. in zijn Vijfde Evangelie, als “Het Nieuwe Christendom” op aarde aan de mensheid gereikt. Vervolgens zijn ze door Steiners beoogde opvolger  als verkondiger van de etherische wederkomst van Christus, in de dertiger jaren van de 20ste eeuw – en, naar eigen zeggen, tussen de regels door – in het hoofdstuk “De Nar – Het Arcanum van de liefde” in zijn anoniem verschenen christelijk-hermetische hoofdwerk “Meditations on the Tarot” (zojuist vertaald), de in zijn antroposofische werkzaamheid in Nederland helaas op tragische wijze  sterk gehinderde Maitreya Bodhisattva van die vorige eeuw Valentin Tomberg verder verdiept, met name door zijn christologische werken zoals “Anthroposofische  beschouwingen over het Oude Testament, het Nieuwe Testament en de Openbaringen van Johannes” en zijn zojuist verschenen “De vier offers van Christus en Zijn wederkomst in de etherische wereld”. 

Tegenwoordig worden er inzichten over deze etherische wederkomst uit eigen ervaringen verder aangereikt door o.a. Judith van Halle uit Berlijn en Dornach door middel van haar in Duitsland en Zwitserland opgerichte “Vrije Antroposofische Verenigingen” als werkgroepen op thematische basis van de Algemene Antroposofische Vereniging, en door Nicolaas M. de Jong en Patrick Steensma in het kader van hun Jaspis School en Gaaiaheartworkz, die vanuit die inzichten o.m. in groepsverband gezamenlijke landschapshelingen verrichten ter genezing van gevallen engelen, natuurwezens en de aarde. Toch zijn deze nieuwe inzichten tot op de dag van vandaag nog te weinig tot de openbaarheid doorgedrongen om tot een cultuurfactor van algemeen belang te worden.

In een poging dit tij te helpen keren werd na lange voorbereiding op 28 mei 2014 jl. een petitie aan de grootmeester van de door koning Willem I in 1815 opgerichte Militaire Willemsorde, koning Willem-Alexander aangeboden om als aanvulling daarop een civiele Willehalm Ridderorde van het Woord in te stellen, iets waartoe alleen onze monarch grondwettelijk bevoegd is.[Update: Dit bleek onjuist, alleen de regering d.w.z. de overheid is bevoegd daartoe.) Voor de naam Willehalm werd gekozen, omdat deze nu eenmaal de naam is van de held uit het gelijknamige epos van Wolfram von Eschenbach over de 9de eeuwse stichter van het Oranjehuis in Zuid-Frankrijk, die als een van de laatste beschermheren van het Keltische christendom in de 11de eeuw tot schutspatroon van de ridders benoemd werd, en waarnaar dan ook de huidige Willems-Orde van het Zwaard terecht werd vernoemd. En dat er een civiele aanvulling daarop dient te komen, om zodoende recht te doen aan de spirituele levensloop van deze Frankische Willem van Oranje, kan afgeleid worden uit de nieuwe gegevens over zijn biografie, die de Zwitserse antroposoof Werner Greub in deel I van zijn grandioze graaltrilogie “Willem van Oranje, Parzival en de Graal - Wolfram von Eschenbach als historicus” te berde heeft gebracht: hij zou namelijk niemand anders dan de legendarische Meester 'Kyot de Provence' zijn geweest, de spiritus rector (leidende geest) van het historische graalverhaal van Parzival en er zelfs als Kyot van Katelangen een leidinggevende rol in hebben gespeeld!

Het doel van deze petitie, die ter behandeling nog steeds bij de Kanselarij der Nederlandse Orden ligt, was oorspronkelijk om op basis van Rudolf Steiners cursus Wereldeconomie volgens een daarin ontwikkelde nieuwe wetenschap van de wereldeconomie deze te hervormen, iets wat Rudolf Steiner tegenover Walter Johannes Stein ooit als de graalimpuls van de 20ste eeuw heeft gekarakteriseerd, maar net zo goed als die van deze eeuw geldt. De intussen door 16 mensen ondertekende petitie werd op 28 mei jl. verder onderbouwd en als Open brief aan koning Willem-Alexander aangeboden, de missie van de voorgestelde ridderorde verbreed tot het helpen bevorderen en beschermen van “Het Nieuwe Christendom”  en op 3 juni verder ontwikkeld als project “Landgoed Willehalm voor een oase der menselijkheid” op het voormalig, thans braakliggend “Land van Ooit” bij het oude vestingsstadje Heusden aan de Bersche Maas .


Op woensdagmiddag 6 januari as. zal nu dit initiatiefproject “Wereldvredesbond van Oases der Menselijkheid" als een nieuwe, verdere onderbouwing van de petitie om een Willehalm Ridderorde van het Woord (i.o.) in te stellen als Open brief aan koning Willem-Alexander, koningin Maxima, Mart van der Poel, de wethouder die verantwoordelijk is voor de herinrichting van het  Land van Ooit, en aan de algemene cultuurwereld, op locatie bij de Kerstboom voor het Paleis op de Dam, onder een spandoek van het tot boegbeeld van Oase der menselijkheid omgedoopte drieluik “De tuin der hemelse vreugde” van Jeroen Bosch (zie afb.)  aangekondigd en gefilmd worden, waarna het op YouTube te zien zal zijn. (Update: Deze  Nieuwjaarstoespraak werd intussen zoals aangekondigd op 6 januari gehouden, maar kon door de kou en het uitvallen van de camera-batterijen niet helemaal afgerond worden iets wat op 8 januari in de bibliotheek van het Willehalm Instituut werd gedaan.)  Deze als manifestatie bij de Gemeente Amsterdam reeds aangekondigde gebeurtenis, die tevens het eigenlijke startsein is voor een bescheiden bijdrage aan het inluiden van het Bosch-500 jaar met geplande optredens in ’s-Hertogenbosch, en een vervolg op mijn Nieuwjaarstoespraak 2015 “Groot Nieuws” op de Dam, zal nu verder onderbouwd worden.

II.
Het idee van het oprichten van oases der menselijkheid is niet geheel nieuw. Reeds in 1924 raadde Rudolf Steiner na het geven van zijn biologisch-dynamische landbouwcursus in het oosten van Duitsland jonge mensen aan om, verspreid over het land, oases der menselijkheid op te richten, niet alleen om door middel van de biologisch-dynamische landbouw de aarde en de mensheid te genezen, maar ook om de Midden-Europese cultuur te handhaven en te redden van vervlakking, verstarring en verval.   

De benaming Wereldvredesbond voor een dergelijke aard omvattende vereniging van oases der menselijkheid hoorde ik echter voor het eerst uit de mond van mijn leraar de Duitse filosoof/antroposoof Herbert Witzenmann (1905-1988), een persoonlijke leerling van Rudolf Steiner, tijdens een door hem doorgevoerde openbare sociaalwetenschappelijke conferentie “Beiträge zur Weltlage” (Bijdragen aan de wereldsituatie) in Arlesheim bij Dornach, Zwitserland in 1979. Hij sloot daarbij aan bij een oproep die de Zwitserse dichter en plaatsvervanger van Rudolf Steiner als voorzitter van de Algemene Antroposofische Vereniging Albert Steffen (1884 -1963) samen met het nationale raadslid Dr. Emil Anderegg in 1946 aan het Zwitserse volk richtte om, in de zin van de stichter van het Rode Kruis, Henri Dunant, en de door Rudolf Steiner met zijn boek “De Kernpunten van het sociale vraagstuk” in 1919 geïnaugureerde impuls voor de driegeleding van het sociale organisme of te wel de sociale organica, Zwitserland tot een politiek neutraal “Oase der menselijkheid” om te vormen, een initiatief dat niet ertoe leidde om de sociale driegeleding te verwezenlijken maar wel ertoe bijdroeg om de actie voor de bescherming van de civiele bevolking in oorlogstijd, die resulteerde in de Vierde Geneefse Conventie (1949) in het leven te roepen.

Maar ook deze Conventie heeft toch geenszins in voldoende mate kunnen voorkomen dat onschuldige burgers massaal het slachtoffer werden, en nog steeds meer en meer worden, van de schrikbarende en angstaanjagende gevolgen van bruut en zinloos oorlogsgeweld. Herbert Witzenmann riep daarom 33 jaar na dato op om eerst op kleine schaal een model-oase der menselijkheid op biologisch-dynamische bebouwde grond te stichten, waarin de bewoners een drievoudige vrede zouden sluiten: vrede met zichzelf, vrede met de ander en vrede met de aarde, en als zodanig om zich gezamenlijk te wijden aan de verdere ontwikkeling en uitvoering van het nieuwe door Rudolf Steiner met de heroprichting van de Antroposofische Vereniging tijdens de Kerstbijeenkomst in Dornach van 1923/24  geïnaugureerde universele beschavingsprincipe m.b.t. het oprichten en in stand houden van menselijke samenwerkingsverbanden, te weten de reeds genoemde sociale organica. Zo’n model-oase zou dan het voorbeeldige startblok kunnen zijn voor een nieuwe samenleving, die overal op aarde met de nodige morele fantasie nagebootst, vermenigvuldigd zou kunnen worden en die dan, onderling verbonden, een hoopgevend perspectief op wereldvrede zouden kunnen bieden. Tevens zou zo’n wereldvredesbond een rol kunnen spelen bij de opvang van vluchtelingen van oorlogsgeweld en andere wanhopige hulpzoekenden bescherming kunnen bieden tegen de steeds heftiger worden, apocalyptische machinaties van de Antichrist die erop uit is om de oorlog van allen tegen allen vroegtijdig te ontketenen. 

Telkens weer in andere bewoordingen heeft Herbert Witzenmann vervolgens dit idee van oases der menselijkheid verder onderbouwd, vooral in zijn drie door mij vertaalde, ingeleide en uitgegeven sociaal-organische studies, te weten “De rechtvaardige prijs – Wereldeconomie als sociale organica”, “Geldordening als bewustzijnskwestie - Een nieuw financieel stelsel vereist een nieuw beschavingsprincipe” en “Een nieuwe economische orde – Rudolf Steiners sociale organica”. Om aan te geven uit welke universele, diepgaande mens- en aardelievende gedachten deze studies zijn ontwikkeld en opgebouwd, die uiteraard de nodige inspanning en goede wil van de lezer vragen, zij hier uit  hoofdstuk I. Rudolf Steiners sociaal-organische basisidee voor een nieuwe economische orde van het laatstgenoemde werk onder de subtitel “De zin van het aardse bestaan: het inluiden van een nieuwe evolutiefase van de geestelijke wereld” het slotwoord weergegeven:

“De zin van ons bestaan is de zelfverwerkelijking van ons geestelijk wezen en daarmee het inluiden van een nieuwe fase in de evolutie van de geestelijke wereld. Dat is de oerproductie. Ze is een zodanige die alleen in een volgorde van incarnaties volbracht kan worden. Dit kan ook aangetoond worden. Productiebewustzijn is reïncarnatiebewustzijn met de zingeving van het inluiden van een nieuwe fase van de geestelijke evolutie. Dit betreft het vrije geestesleven.
            De uitdrukking-scheppende inrichting van de wereld om ons heen, de vormgeving van het milieu, betreft de veredelende waardevormingprestatie. Diens taak is het om de fysiologische grondslag van de vrijheid te scheppen (kwalitatief). In zover zijn de mensen in een gemeenschappelijk natuurlijke lotsverbondenheid ingebed en helpen zich broederlijk daaruit hun individueel lot uit te werken. Door het lotsbewustzijn krijgt de veredelingsarbeid haar zingeving. Dat deze door het lot bepaalde zinstichting bestaat, blijkt uit het zinsgehalte van het vrije geestesleven. Want dat houdt in dat de geestelijke wereld in de mens en door de mens een nieuw ontwikkelingstoestand wil bereiken. Daarom geeft ze de mensheid in het aardse bestaan een lotsgrondslag die dat mogelijk maakt. Dat is de zin van aards bestaan.
Het halfvrije geestesleven heeft naast de medewerking aan de fysiologische grondslag van de vrijheid door de besparing van veredelingsarbeid, dus door organisatie van de waardevormingprestaties, door arbeidsbesparing de vrijruimte voor het vrije geestesleven te scheppen.
            Daardoor ontstaat de zin voor het recht ten behoeve van elk mens (rechtsgelijkheid) om aan de schepping van een zodanig sociaal leven deel te nemen dat de gemeenschappelijke taak van de mensheid dient. Deze gemeenschappelijke opgave is enerzijds door de uiteenzetting met een dode wereld en de omvorming daarvan de volledige zelfstandigheid en vrijheid van het bewustzijn te bereiken, anderzijds vanuit deze vrijheid een nieuwe wereld te doen ontstaan. Een ieder heeft dus het basisrecht op schepping van de vrijruimte waarop allen recht hebben en waaraan allen dienen mee te werken.
            Doordat in de sociale organica van Rudolf Steiner het primaat aan het vrije geestesleven wordt toegekend, doordrenkt het hele sociale en economische leven in de door hem ontwikkelde inrichting een bevrijdende zingeving.
            Dit geeft zekerheid voor de toekomst. Want de zinvolle zekerheid en het zinsgehalte plaatsen de overal geldige maatstaf. Er bestaat geen sociale of economische maatregel die voor zichzelf betekenis kan hebben. Alle hebben slechts in zover betekenis dat ze hun zin vervullen en het hoogste productiedoel dienen, het voortbrengen van de vrije mens.
            In de plaats van een ‘materialistische relatie’ komt een ‘geestelijke, spirituele relatie’. Volgens de ‘materialistische relatie wordt de ver-edelingsarbeid verricht ter bevrediging van de lichamelijke behoeftes en de geestelijke arbeid (vaardigheden) wordt alleen ingezet ter bewerkstelliging van de bevredigingsmiddelen. Volgens de ‘geestelijke relatie’ dient de oerproductie (veredelingsarbeid) ter bewerkstelliging van de fysiologische grondslag van de vrijheid. Het vrije geestesleven geldt als de productiefste zingever in het sociale organisme. Door de sturing van de productiestromen ontplooit zich de binnen-economische rechtsvorming en schept deze de vrijruimte voor de werkzaamheid van het vrije geestesleven.

Deze gezichtspunten resulteren in de vormgeving van een echt d.w.z. waarlijk menswaardig sociaal netwerk van kleine centra voor spiritueel onderwijs op gezonde agrarische of ambachtelijke basis, welke recht doen aan de naar twee kanten georiënteerde zingeving van het menselijke bestaan. De ene kant van deze zingeving en zinvinding is het verkrijgen van een klaarwakkere bewustzijnszelfstandigheid door de confrontatie met een dode wereld. – De andere kant is de ontwikkeling van een opstandingsbewustzijn uit de dood door de menswording van de geestelijke wereld en de spiritualisering van de aardse wereld op basis van de menselijke vrijheid, waardoor de zin van het aardse bestaan wordt vervuld.” (Vetgedrukt door de vert.)

In het laatste hoofdstuk IV.” Impulsen voor de oprichting  van een sociaal-organisch modelbedrijf” van dezelfde studie is in het vervolg van de ondertitel “Het Sociaal-organische Evangelie” zelfs sprake van “Moderne godsdienst als dienst aan de aarde”:

„Een integraal onderdeel van het tegenstroommodel [het scheppen van een dubbelmiddel ter harmonisering c.q. neutralisering van twee polariteiten] is de adviesinstantie. Hiermee hangt de welzeker belangrijkste vraag van alle sociaal-organische maatregelen en strevingen samen. Een economisch efficiënt samenwerken van mensen, dat tegelijk recht doet aan de menselijke waardigheid en waarin zich de medewerkers zich in waardige wijze terecht vinden, hangt op een beslissende wijze af van de vaardigheid en bereidwilligheid tot overleg, d.w.z. van de vaardigheid van de beraadslagende mensen om elkaar te begrijpen en op elkaar in te gaan. Deze vaardigheden zijn snel op hun retour en worden ook nog nauwelijks door de traditionele denkgewoontes en vastgeroeste gezindheden gevoed. Een sociaal-organisch modelontwerp dat niet van een vernieuwing van een cultuur van overlegvaardigheid en begrip, die dus niet de verzorging van intersubjectiviteit in zijn kader als een van de belangrijkste vereisten behelst, moet daarom van het begin af aan als ontoereikend beschouwd worden. Terecht wordt vandaag met veel nadruk de “menswaardigheid van de arbeid” geëist. Ik zag mij echter ertoe genoopt in verscheidene voordrachten met dezelfde klemtoon te benadrukken dat deze eis alleen complementair aan de minstens net zo belangrijke andere naar de arbeidswaardigheid van de mens gerechtvaardigd is. De dienst aan het organisme van de aarde en het sociale organisme is de moderne Godsdienst, waartoe de mensen zich eerst waardig moeten maken. [vetgedrukt  door de vert.]
            Men hoeft niet bang te zijn om dit godsdienstig karakter van een echt sociaal-organisch model cru uit te spreken. Want het gaat geenszins om een plaatsvervangende bevrediging van verouderde en sentimentele behoeftes van kerkgangers. Veeleer gaat het om een element van economische efficiëntie en sociale rechtvaardigheid. Want de arbeidswaardigheid is vergaand identiek aan de waardigheid van de beraadslagingen en de vaardigheid om deze door te voeren. Deze behoeven een bewuste cultuur. De hiervoor ter beschikking staande vormings-middelen zijn naast meditatie en de oefening van psychische observatie (introspectie) vooral een inleiding in de antroposofie als algemene mens- en wereldkunde alsmede kunstzinnige oefeningen op het gebied van de door Rudolf Steiner nieuw ontsloten kunsten. De wetenschappelijke en kunstzinnige vorming binnen bedrijven die door Rudolf Steiner dringend aanbevolen werd en die in het kader van de tevens door Rudolf Steiner aanbevolen bedrijfsgesprekken in te richten zouden zijn, is onder vele gezichtspunten iets waar een toekomstige bedrijfsvoering dringend naar verlangt.”

III.
Rond 2012, dus  33 jaar na deze uitvoerige onderbouwing van de idee van een oase der menselijkheid tijdens de sociaalwetenschappelijke conferentie “Beitrage zur Weltlage” door Herbert Witzenmann, heb ik dan deze impuls weer opgenomen. Het begon met een aantal voorlezingen en dia- presentaties die ik gaf als docent van het zog. Occupy College op het bezette Amsterdam Beursplein in november 2011, te weten Crisis en alternatief - De sociale organica als kandidaat voor de hervorming van de wereldeconomie; Oasen der menselijkheid – Beschouwing over de toekomst van de Occupybeweging, gevolgd aldaar door een Nieuwjaarsworkshop Spiritualiteit "Kerstmis tot Driekoningen" waar een voorstel voor een wereldeconomisch bevrijdingsfront werd gelanceerd. Deze voorlezingen kregen op 24 maart 2015 een vervolg door o.m. een “Workshop Sociale Organica” in “De nieuwe universiteit” van het bezette Maagdenhuis (hier te zien op YouTube). De veelal door de bovengrondse media geuite bewering dat  zowel de Occuypy beweging, ten minste in Amsterdam, alsook de Maagdenhuisbezetting gefaald hebben vanwege het ontbreken van werkelijke vernieuwende inzichten gaat dus niet op, veeleer had men geen oog voor dit nieuwe.   

 Op andere wijzen werd er getracht, ondanks het doodzwijgen van de politiek en media,  dit hernieuwd sociaal-organisch beschavingsoffensief voort te zetten. Zo werd na twee exposities van het boek “De Deugden – Jaargetijden van de ziel” van Herbert Witzenmann gepaard met de 13 bijbehorende illuminaties van de kunstschilder Jan de Kok in de kunstenaarskolonie Ruigoord in de zomer van 2012 en in het centrum voor bewustwording en spiritualiteit De Roos” in Amsterdam, het nieuwe beschavingsprincipe in het voorjaar van 2013 helemaal in het openbaar gebracht in verband met de tekst- en schilderijententoonstelling “De Deugden – Op naar een nieuwe hoffelijkheid” in het Amsterdamse stadhuis, die het volgend jaar in de slotkapel in Oud-Zuylen een vervolg kreeg en sindsdien als deel van de mini-tentoonstelling “Michel-Sophia in nomine Christi – De Willehalm Riderorde van het Woord (i.o.)” in het Willehalm Instituut (op afspraak) te zien is.
            
Het was in die tentoonstelling in het Amsterdamse stadhuis dat het idee voor een petitie voor het instellen van een Willehalm Ridderorde van het Woord als aanvulling op de Militaire Willemsorde aan de grootmeester koning Willem-Alexander van deze naar de 9de eeuwse Willehalm of te wel Willem van Oranje genoemde ridderorde voor het eerst publiekelijk aan de grote klok werd gehangen. Weer een jaar later op 28 mei, Sint Willehalmsdag in 2014 werd de petitie voor het ruiterstandbeeld van Willem de Zwijger bij het paleis Noordeinde in Den Haag aangekondigd en daarna aan onze koning formeel aangeboden. Op 28 mei 2015 werd vervolgens de petitie verder onderbouwd en als een Open brief aan onze koning, weer bij het ruiterstandbeeld van Willem van Oranje, voorgelezen, die op YouTube te volgen is.
            
Intussen voorzien van de aan Valentin Tomberg in zijn boek “Innerlijke ontwikkeling en de Christelijke Rosenkruizers-weg” ontleende lijfspreuk Michaël-Sophia in nomine Christi voor de nieuwe Michaëlsgemeenschap van de toekomst, waartoe de Willehalm-Ridderorde van het Woord (i.o.) een aanzet wil geven, werd zodanig haar missie  verbreid tot het beschermen en bevorderen van het door Rudolf Steiner onder de mensheid op aarde gebrachte Nieuwe Christendom. Door onze monarch via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overgedragen aan de Kanselarij van Nederlandse Orden, ligt de door 16 mensen ondertekende petitie met de onderbouwingen nog steeds aldaar ter behandeling. (Hopelijk leidt deze verdere onderbouwing van de petitie de Kanselarij ertoe aan om eindelijk eens aan te geven hoe daar tegenaan wordt gekeken.)

Een kopie van de Open brief van 28 mei j.l. werd ook aan de wethouder Mart van der Poel, verantwoordelijk voor de herindeling van het voormalige Land van Ooit, gestuurd met een voorstel om in het kasteel op het braakliggende terrein, dat nu Poort van Heusden heet, de zetel van de Willehalm Ridderorde van het Woord te vestigen als centrum van een model-oase der menselijkheid. Dit voorstel werd verder uitgewerkt in een brief van 3 juni jl. aan de wethouder, die in een brief van 17 juli jl. het als “een erg mooi initiatief” typeerde maar om verdere concretisering vroeg, iets wat dus nu met dit schrijven beoogd wordt. 

Inhoudelijk zou daarmee begonnen kunnen worden om in het voormalige kasteel van wijlen gravin Henriëtte d’Outremont, die ooit met de afgedankte koning Willem III in Berlijn is getrouwd, een gecombineerde tentoonstelling in te richten bestaande uit: Eerstens de nieuwe door Werner Greub ontdekte opzienbarende gegevens over het historisch werk en leven van de stichter van het Oranjehuis, de reeds genoemde Willehalm als Ridder van het Zwaard èn Ridder van het Woord; Ten tweede de eveneens reeds genoemde teksten (in het Nederlands, Duits en Engels) en schilderijen van De Deugden, die zowel de meer mannelijk ridderlijke deugden van moed, rechtvaardigheid en trouw  als de meer vrouwelijke geloftes van de monniken, gehoorzaamheid, kuisheid en armoede op een nieuwe manier betekenis geven en daarmee de innerlijk voorwaarden scheppen van een spiritueel ridderschap als zijnde de geestelijke bouwgrond waarop een ridderorde van het Woord zich zou kunnen vestigen; Ten derde de voorgeschiedenis van het door Rudolf Steiner in vier fasen ontwikkelde nieuwe beschavingsprincipe de sociale organica, dat in 1918 en later in 1919 als memoranda  aan de Duitse en Oostenrijkse keizers werd voorgelegd  als basis voor de vredesverhandelingen van Brest-Litovsk in Rusland en daarna van Versailles in Frankrijk en dat - als het niet door het volledig abstracte vredesprogramma van de Amerikaanse president Wilson met zijn 14 punten van tafel zou zijn geveegd - werkelijk vrede had kunnen brengen in Midden-Europa, in plaats van een verwoestende Tweede Wereldoorlog vanwege de nog steeds niet opgeloste nationaliteitenkwestie en de vernietigende geboorteweeën van de overgang van een nationale politieke naar een wereldeconomie. Een wezenlijk onderdeel van deze derde tentoonstelling zou dan moeten aantonen waarom dit nu bijna meer als 100 jaar oud universeel beschavingsprincipe, nog steeds actueel is en als zodanig ook, weer met de nodige morele fantasie en techniek, als oerbeeld zou kunnen dienen voor het ontwerpen en in stand ouden van de hier voorgestelde oase der menselijkheid op het nog steeds braak liggende terrein van de Poort van Heusden

Dit laatste onderdeel alsmede de vierde tentoonstelling gebaseerd op het allerlaatste en opzienbarend onderzoek naar de spirituele achtergrond van het werk van Jeroen Bosch, met name zijn “Tuin der hemelse vreugde” zal naderhand ter sprake komen.

Wat nu in concrete zin verder de constitutie van de hier opgeworpen oase der menselijkheid als zetel van een Willehalm Ridderorde van het Woord betreft, zo kan (m.i.) deze alleen met de nodige morele fantasie afgelezen en ontworpen worden aan het oerbeeld van een menselijk samenwerkingsverband dat op het bewustzijnsniveau van onze tijd wil staan, d.w.z. aan de constitutie die Rudolf Steiner aan de door hem tijdens de Kerstbijeenkomst heropgerichte Antroposofische Vereniging heeft toevertrouwd. Immers, zo schreef hij in januari 1924 vlak na afloop van de Kerstbijeenkomst, de zojuist heropgerichte vereniging heeft in de 15 statuten (later ook principes genoemd) van haar constitutie de juiste vorm gekregen die de antroposofische beweging in de geestelijke wereld voor haar verzorging nodig heeft. En daarmee bedoelde hij, zoals hij 6 maanden later op 18 juli in Arnhem aanduidde, niets anders dan het door de aartsengel Michaël en de zijnen gezegende Nieuwe Christendom, waarvan de Antroposofische Vereniging door de bemiddeling van hem, Rudolf Steiner, een afspiegeling op aarde diende te worden. (Dat dit sindsdien door onbegrip en onkunde helaas niet of nauwelijks in verenigingsverband is gebeurd, zegt niets over het verdere, alhoewel enigszins verweesd, bestaan van dat Nieuwe Christendom en duidt alleen maar op de dringende noodzaak om met geestverwanten dit Nieuwe Christendom de nodige omhulling, als het ware een maatschappelijk graal, op aarde, te trachten voor te bereiden, opdat de geest van de aarde Zijn heilzame, vredestichtende werkzaamheid in de onder oorlogsgeweld maar ook aan innerlijke noden lijdende mensheid verder kan ontplooien. Men moge zich dus niet laten afschrikken door de vele hier gebruikte antroposofische termen, die in de basiswerken van Rudolf Steiner zoals "Theosofie" en de "Wetenschap van de geheimen der ziel" verder na te lezen zijn, en door het treurige feit dat met de zog. rassenkwestie aan het eind van de vorige eeuw, nota bene mede door toedoen van de antroposofen zelf, onder brede lagen van de bevolking de foute indruk is ontstaan dat Rudolf Steiner eigenlijk niet helemaal deugt, ja dat er een smet aan hem hangt, een indruk die het zijn trouwe aanhangers tot op de dag van vandaag nauwelijks gelukt is om met schotschriften zoals “Geen sprake van…!” en “Anthroposofische kroniek - 1994 -2001” weg te nemen.)

Voor hoe deze sociaal-organische constitutie van de nieuwe Ridderorde nu in detail kan worden ingericht en opgebouwd, hoe dus dit moderne oerbeeld van menselijke samenwerkingsverbanden beschouwd en afgebeeld kan worden, verwijs ik – we hoeven immers niet altijd zelf het wiel weer uit te vinden – naar de eveneens door mij vertaald, ingeleid en uitgegeven sociaal-esthetische studies van Herbert Witzenmann, te weten: “De principes van de Algemene Antroposofische Vereniging als levensgrondslag en scholingsweg” (op internet te bestuderen als “Handvest der menselijkheid” en “Vormgeven of beheren / Rudolf Steiners sociale organica – Een nieuw beschavingsprincipe”).
            
Ook hiervan worden enkele passages weergegeven om een indruk te geven van de zowel actuele als algemeen spirituele, d.w.z. ondogmatisch christelijke betekenis die de aandachtige lezer van deze werken kan opdoen. Het eerste citaat stamt uit de studie “Handvest der menselijkheid” over de oorspronkelijk statuten genoemde principes van de in 1923/24 heropgerichte Antroposofische Vereniging:

Een vrije gemeenschap kan geen ‘juridische’ persoon, geen gepersonifieerd organisatiesysteem zijn. Ze kan zich alleen als de bovenpersoonlijke realiteit van een gemeenschappelijk vrij bewustzijn manifesteren, zoals het zich kan vormen in een kennisgemeenschap die zich van een speelruimte tussen het beleven van de geestelijke en zintuiglijke wereld bewust is. Bovenpersoonlijkheid betekent hierbij niet het oplossen van individuele bewustheid en zelfstandigheid in een andersoortige realiteit. Het is veeleer het gemeenschappelijk bewustzijn dat ontstaat in het gelijke kennisstreven van verenigden, die de aanwezigheid van een weliswaar gelijke, maar slechts in individuele handelingen vatbare, universele spiritualiteit gewaar worden, zoals dat in ieder individueel geactiveerd beleven van een geestelijke inhoud ervaren wordt.
            Een dergelijke eenheid van het esoterische en het exoterische, het universele en het individuele, die door een ritmisch midden, een kloppend hart, een stromende adem verbonden zijn, kan haar volle werkelijkheid pas sinds de stichting van het Christendom vinden. Want eerst door het openbaar worden van de mysteriëngeheimen van de incarnatie van het geestelijke en de transsubstantiatie van het fysieke in een godmenselijke levensloop, is het mogelijk geworden dat het innerlijke en het uiterlijke, mysterie en openbaarheid, openbaringen van hetzelfde wezen zijn. Daarom is iedere moderne gemeenschap die zich in vrije, individuele wakkerheid de stijl van haar uiterlijke verschijning verschaft, een christelijke. Ze kan haar bestaan niet programmatisch of dogmatisch in principes vastleggen of aan beloften binden, maar alleen opgeroepen en aangemoedigd worden tot het zich steeds vernieuwende bewustzijn van de in volharding te volbrengen opgave om zichzelf te verwerkelijken. Derhalve moeten de principes van een christelijke moderne vereniging dynamisch ritmische uitstralingskracht bezitten.
            Een werkelijk moderne vereniging zal zich dus in een drieledige gestalte als het ritmische proces van de verbinding van twee polariteiten door een midden vertonen.

Het tweede citaat is ontleend aan de studie “Vormgeven of beheren” dat ook “Creëren of administreren” zou kunnen heten, want het gaat hier immers aan de hand van een volledig stukgelopen Algemene Ledenvergadering van de Algemene Antroposofische Vereniging in 1972 te Dornach, Zwitserland over de tegenstelling van de huidige, algemeen scheefgegroeide verhouding tussen enerzijds de op aardse, praktische  voorstellingen gebaseerde managementcultuur, die tegenwoordig haast overal de boventoon voert, en anderzijds het op de aardvrije en levendige begrippen en ideeën gebaseerd sociale- of koninklijke kunstenaarschap van de uitvoerders van de vrije beroepen, een machtige tegenstelling die ook juist in die Vereniging ingeslopen was die vanuit haar oorspronkelijke doelstelling juist voorbestemd was om deze verhouding om te keren! (Hier wordt uitgegaan van het door Rudolf Steiner in zijn ander basiswerk “De Filosofie van de vrijheid” aangeduid kwalitatief verschil tussen enerzijds een voorstelling als geïndividualiseerd begrip en anderzijds een algemeen begrip dat niet toegepast is op een waarneming en daardoor nog van algemeen aard is; dit onderscheid wordt in paragraaf 10.1 “Het bezwaar der inhoudsloosheid. Het verschil tussen voorstelling en levend begrip” van het laatste hoofdstuk 10 “Concluderende beschouwingen” nader uiteengezet). Alleen als laatstgenoemde vrije beroepen onder de verstikkende bureaucratie van het politieke beheermodel en de bijbehorende gezindheid bevrijd worden c.q. zichzelf bevrijden, is er een uitzicht op een nieuwe, vrije en waarlijk menselijke samenleving mogelijk, iets wat dus in de hier voorgestelde oases der menselijkheid voorgeleefd en uitgedragen zou kunnen worden.
            Hier nu volgt het citaat uit het hoofdstuk 5 “Het moderne vormgevingsprincipe”, Paragraaf 5. 4 “Het evolutionair wezen van moderne gemeenschapsvorming en enkele daartegen geopperde bezwaren”:

“Dit doorlopende bewustzijnsgebeuren van de zich uit de bronnen der individualiteit onophoudelijk vernieuwende saamhorigheid is wat de vertegenwoordigers van de laatst genoemde groep [d.w.z. de vierde groep die tracht door de spirituele uiteenzetting met de buitenwereld deze van een hypothetisch veronderstelde dreigende atoomoorlog te redden] in hun handelingen, ervaringen en inzichten het meest aan het hart ligt. Dit gebeuren behoort noch tot de aardse, noch tot de geestelijke wereld en ook niet tot de op een of andere manier tot stand gebrachte overbrugging van beide, maar tot een nieuwe, nog niet voorhanden wereld, een wereld die echter steeds ontstaat waar mensen hun door een proces van belichaming ontwikkelde individualiteit een hogere tegenwoordigheid van geest tegemoet brengen. Deze hogere tegenwoordigheid lost het door het beheerwezen opgeroepen domein af, ze vindt geheel plaats binnen de menselijke sfeer, is echter binnen het menselijke tegelijk individueel en boven-individueel, vrije zelfstandigheid en geestelijke gemeenschap.
            Dit betekent dat de opgave van de mens in de aardse noch in de geestelijke wereld ligt, maar in een wereld in wording, waardoor het aardse en het kosmische een nieuwe betekenis krijgen. Deze betekenis is nu eenmaal het menselijke, dat alleen door de mens kan worden geschapen, waarin de mens echter tegelijk ook zichzelf schept.”
           
In Paragraaf 8.6 “Kadervorming en sociaal-organische ontwikkeling van Hoofdstuk 8 “Het streven naar kennis als vormgevingsprincipe” wordt deze visie van een nieuwe wereld-in wording, die men met Goethe ook het “Derde Rijk” of zelfs met de nodige terughouding het door Jezus Christus op aarde gestichte koninkrijk Gods kan noemen, tegenover het huidige alom in de praktijk gebrachte beheermodel van door een elite vastgestelde strenge kaders kort samengevat:

“Enige inspanning is daarom nodig om zich van zo'n ordeconcept en de daardoor gevoede gewoontes te bevrijden om aldus oog te krijgen voor de moderne sociale organica van Rudolf Steiner.
2. De andere visie beoogt om op de plaats van het beheermodel de geleidelijke vorming van een gemeenschappelijk bewustzijn (in tegenstelling tot de overeenstemmende meningen en gevoelens) te zetten. Door het kennisstreven van een aantal vrije individualiteiten naar één en hetzelfde domein van oerbeelden en de daarin optredende orgaanvormingen en vormneigingen te wijden, ontstaat een gemeenschapssfeer die de wezenlijke inwoning van een bovenindividueel gemeenschappelijk bewustzijn met volledige instandhouding van individuele bewustzijnshandelingen mogelijk maakt. Deze tegenwoordigheid van geest leidt in de actuele ontmoetingen tussen motie en initiatief tot sociale integratie. Dit is de nieuwe sociaal-organische grondgedachte, van waaruit Rudolf Steiner door de Kerstbijeenkomst de nieuwe geestesgestalte van de algemene Anthroposofische Vereniging deed ontstaan, - een daad waarvan de voorraad aan archetypische krachten enerzijds in staat is zijn schaduw op de meest uiteenlopende schakeringen in de wereld van verschijnselen te werpen en derhalve navolging verdient, maar die anderzijds, gezien de huidige bewustzijnstoestand van de mensheid, over haar inrichting in deze wereld van verschijnselen op geen enkele manier uit zichzelf kan beschikken. Veeleer kan deze stichtingsdaad alleen het verwezenlijkende inzicht van vrije individualiteiten verlangend tegemoet zien. Bovendien kan ze haar kennisgehalte aan deze dragers van de vrije geest alleen als een soort aansporing en raadgeving bij hun streven naar inzicht ter beschikking stellen. Volgens de idee van het gemeenschappelijk bewustzijn speelt zich derhalve de ontwikkeling van gemeenschap en vereniging door de kennisontmoeting en het samenwerken van de dragers van belangstelling en de dragers van initiatieven af op het gebied van moties. Hier vloeien belangstelling en initiatieven in elkaar. Dit in elkaar vloeien is een permanent gebeuren en representeert het voortdurende ontwikkelingsproces van gemeenschap. Derhalve heeft dit gebied van moties een constitutionele functie en reikt het belang daarvan voor de vereniging veel verder dan de ledenvergaderingen, die er echter een samenvattende uitdrukking aan dienen te geven. Wat als motie op dit gebied wordt voorgesteld en wat als initiatieven hier wordt gedragen metamorfoseert zich (hetzij binnen een ledenvergadering, of binnen dit permanente proces van de ontwikkeling van de vereniging) onophoudelijk in elkaar, indien dit proces op spirituele wijze wordt aangelegd, aangespoord, behoed en voortgezet.”

Voor dit toekomstig sociaal-organisch ontwikkelingsproces zijn moed en vertrouwen nodig. Daarom eindigt dit hoofdstuk 8 dan ook als volgt:

“Hiervoor is uiteraard vertrouwen nodig in het kenvermogen wat in elk mens met geduld en zorgvuldigheid gewekt kan worden evenals vertrouwen in de zegen die op het gemeenschappelijke bewustzijn van in waarachtig streven verenigde mensen neer kan dalen. De menselijke onvolmaaktheden zouden daardoor zeker niet plotseling uitgewist worden, doordat mensen op belangrijke ogenblikken boven zichzelf kunnen worden verheven. Toch openbaart men (ook al mogen de lippenbekentenissen anders luiden) gebrek aan vertrouwen in het heersen van de geest in de wereld onder de mensen, wanneer men het voor onmogelijk houdt dat door het aanschouwende van deze geest nieuwe, op vrijheid gerichte organisaties kunnen ontstaan. Om vertrouwen in daden om te zetten, is zeker buitengewone door bezonnenheid geleide moed nodig. Alleen deze moed is echter in staat het gebeuren in de door de ondergang bedreigde mensheid te weeg brengen -: de verschijning van de vrede­stichtende geest onder mensen die in vriendschappelijke verbinding op weg zijn naar vrijheid. Rudolf Steiner heeft met de Kerstbijeenkomst van het jaar 1923/24 het zeker niet geringe waagstuk ondernomen om in vertrouwen in mens en geest de ganse kracht van zijn wezen voor dit gebeuren in te zetten. Hij heeft daarmee ook zijn navolgers het vertrouwen ingeboezemd dat het mogelijk is hem in zo'n moedig waagstuk na te streven en niet in het beherende politiseren terug te vallen.

In het voorlaatste hoofdstuk 9 “Rudolf Steiner als schepper van een nieuw beschavingsprincipe” weer van dezelfde studie brengt de schrijver in paragraaf 9.2 “Over nieuwe vormen van sociale kennis- en wilsvorming” zijn betoog in verband met het Johannes-evangelie, waarop het esoterische oftewel het kosmische Graalchristendom is gebaseerd:

“Uiteraard kan hier alleen stamelend over de zegen van het nieuwe vormgevingsvermogen van het gemeenschapsleven van de mensheid gesproken worden. Het actieve streven om deze vormingskrachten te hulp te roepen, wier werkzaamheid de Anthroposofische Vereniging en Beweging [in de geestelijke wereld] dient te verenigen, zou de sociale, door de daad verkondigde meditatie zijn die het hier heersende geheim ontsluit en dat beroepen is zijn heilzame invloed op alle gebieden van de samenleving uit te breiden. Zou echter de schepping van een bovenzinnelijk universeel mensheidswezen in een kennisgemeenschap als opgave opgepakt worden, dan zou een nieuw uitspreken van het oerwoord aanvangen waarop het begin van het Johannes-evangelie wijst. Dit oerwoord behelst een taal die allen ten geschenke werd gegeven, die desondanks door iedereen op een geheel individuele wijze werd gesproken. Uiteraard kan het streven in dienst van het vervullen van deze taak in het begin slechts zeer onvolmaakt zijn, maar het kan de ernst wakker roepen en wakker houden zonder hetwelk er geen spiritueel voortbestaan van de Anthroposofische Vereniging is en geen nieuwe, door bewustzijnsverruiming gevormde verenigingen zullen ontstaan. Bovendien kan het bij een ieder naar echte vooruitgang strevende voor zelfbedrog behoeden met betrekking tot de waarde van wat men gewoonlijk als vooruitgang of zelfs als definitief vaststaande vorm op een bepaald gebied inschat, waarop er eigenlijk alleen beweging kan zijn. Op geen enkel ander gebied is de cultuur van beweeglijke begrippen en rekbare besluiten zo’n gelijk onontbeerlijke voorwaarde, - op geen enkel ander gebied kan echter ook het "doortastende van de idee" grotere en zorgvuldigere ontzag voor zijn strengheid genieten bij onze bereidheid verantwoordelijkheid te aanvaarden.”

Men kan met de nodige goede wil deze sociaal-organische en sociaal-esthetische uitwerkingen van de sociale impuls van de antroposofie van Rudolf Steiner zien als de eigentijdse voortzetting van de algehele reformatie van de wereld die aan het begin van de 17de eeuw door het beschavingsoffensief van de ware Rozenkruisers werd ontketend, dat helaas door een verwoestende 30-jarige oorlog en meedogenloze onderdrukking van de tegenkrachten (vooral van de kant van de Inquisitie) weliswaar grotendeels verhinderd werd of ondergronds gedreven, maar dat toch krachtige geestkiemen voor cultuurvernieuwing in de toekomst heeft gezaaid.

IV.
Daarmee zijn we aangeland bij de bovenaan geplaatste afbeelding van het wereldberoemde, maar in zijn ware dus spirituele betekenis vrijwel nog steeds onbekende drieluik van Jheronimus Bosch (1450 – 1516), dat nu veelal onder de ietwat vulgaire titel “Tuin der lusten” wordt aangeduid, dat eigenlijk, zoals de Haagse antroposoof en Bosch-kenner Clement A. Wertheim Aymès uit de zestiger jaren van de vorige eeuw het in zijn werken “Hieronymus Bosch – Eine Einführung in seine geheime Symbolik” en “Die Bildersprache des Hieronymus Bosch” noemt: “De tuin van de hemelse vreugde” zou moeten heten, of zelfs, “Het duizendjarige rijk”, zoals de Duitse kunsthistoricus en filosoof Wilhelm Fraenger het in zijn gelijknamig in 1947 verschenen zeer opmerkelijk werk noemt, een werk dat in 1994 met zijn hele verzameling van Boschstudies in een monumentale, rijk geïllustreerde Engelse uitgave “Hieronymus Bosch” is verschenen. Dit drieluik wordt dus nu hier onder de titel “Wereldvredesbond van Oases der menselijkheid” ten tonele gevoerd.

Deze gewaagde benaming vereist natuurlijk de nodige rechtvaardiging, waarvoor hopelijk de voorafgaande overwegingen en verwijzingen reeds enkele nodige voorwaarden zijn geleverd. Vanwege dit kort bestek zal deze rechtvaardiging grotendeels uit passages en verwijzingen naar de betreffende literatuur moeten bestaan. Naast de reeds genoemde zijn dat de antroposofisch georiënteerde werken van de wijlen Duitse antroposoof en uitgever van het werk van Valentin Tomberg in het door hem opgerichte Achamoth Verlag wijlen Willy Seiss, auteur van o.a. het beduidende Chakra-Werk, een verzameling van zo’n 33 occulte leerbrieven, wiens boek “Die Versuchung des Hl. Antonius von Hieronymus Bosch” in 2015 is verschenen, en de tussen 2012 en 2015 uitgebrachte trilogie “Der Garten der himmlische Freuden von Hieronymus Bosch im Licht der Lehre van Christian Rosenkreuz” van de huidige beheerder van de genoemde uitgeverij in Zuid-Duitsland, de in Nederland (Rotterdam) geboren euritmiste Catharina Barker, een nog niet in het Nederlands vertaald driedelig werk dat bestaat uit I. “Het leven in religie, traditie en filosofie”, II. “De evolutie van de persoonlijkheid” en III. “Het opbloeien van de individualiteit in God en de [hemelse] hiërarchieën”.

Voortborduren op het baanbrekend voorwerk van Wertheim Aymès wordt in deze werken namelijk op basis van Rudolf Steiners antroposofisch georiënteerde wetenschap, de wezenlijke aanvullingen daarop van Valentin Tomberg en, naar eigen zeggen, schouwingen in de Akashakroniek, oftewel het occulte wereldgeheugen,  in detail aangetoond dat Jeroen Bosch op een uiterst kunstzinnige wijze, en geïnspireerd door de twee hoogste ingewijden van het Avondland, Meester Jezus en Christiaan Rozenkruis diens leer van het reeds in de 14de eeuw geïnitieerde esoterische Christendom, als zijnde een  synthese van alle 12 wereldreligies, heeft uitgebeeld, met name in zijn latere meesterwerken, zoals naast de reeds genoemde “Tuin der hemelse vreugde c.q Oase der menseljkheid”,  “De verzoeking van de heilige Antonius”, “De Hooiwagen” en “Het Weense altaar– Het Laatste Oordeel”.  Dit voldeed hij nota bene onder het toeziend oog van de inquisitie, die het uiteindelijk niet lukte hem uit te hongeren, doordat hij op een kritisch moment in zijn leven gesteund werd door de hoge adel, zoals de landvoogd Philip de Schone van Bourgondië, de latere koning van Aragon en Castille, die het Bosch gelukkig mogelijk maakte om zijn later werk zonder geldnood te voltooien, Prins Hendrik III van Nassau en diens oom Engelbert II van Nassau, de vermoedelijke opdrachtgever van de “Tuin der hemelse vreugde”, in wiens kasteel te Breda het drieluik een tijdlang heeft gehangen, waar het later via René van Laon eigendom van Willem van Oranje werd, totdat het aan het begin van de 80-jarige oorlog door hertog van Alva op last van koning Philip II van Spanje in beslag genomen en naar diens immens abdijcomplex Escorial werd afgevoerd.
            
Daardoor kon dus ook onze “Tuin der hemelse vreugde” het licht zien: De buitenpanelen van de schepping van de wereld waarin Catharina Barker in het derde deel van haar Bosch-trilogie zelfs de uitbeelding van de drie voorafgaande incarnaties van de aarde, zoals die in Rudolf Steiners basiswerk “De wetenschap van de geheimen van de ziel” over de kosmische schepping van mens en aarde,  heeft ontwaard, en de drie panelen van het binnenluik: links de schepping van Eva door Jahwe als hoofdvertegenwoordiger van Christus onder de 12 Elohim en de daaropvolgende zondeval met alle gevolgen van dien op mens, natuur en kosmos met name de op de achtergrond uitgebeelde zon en maan; dan in het midden als het ware het Derde Rijk op aarde tussen Hemel en Hel, de eigenlijke ”Oase der menselijkheid” met o.a. Sophia onder de vele naakt in hun Ikheid afgebeelde edele gestalten op de voorgrond, in het midden rond de ovale vijver met de 12 wassende vrouwen de stoet van 12 ruiters, de zog. Moreskendans, die eigenlijk de twaalf ruimtelijk gelijkwaardige wereldreligies verbeelden met aan beide zijden gepaard de abnormale afwijkingen daarvan, en daarboven de fantastische maar reëel en scherp uitgebeelde negatieve krachtwerkingen van de verdorven planeten, en ten slotte rechts een uitbeelding, niet van de hel, als algemeen aangenomen wordt, maar van het Kamaloka, d.w.z. het vagevuur waar de mens de gevolgen ondervind van de daden die hij anderen heeft aangedaan en zich eerst van demonische aandoeningen moet zuiveren ten einde in hogere werelden van het hiernamaals op te stijgen. Interessant in dit verband is het beeld aan de rechter kant in het midden waar een platliggende geharnaste ridder met een opgeheven graal in zijn hand wordt aangevreten door 6 bloeddorstige demonen, een beeld van de 6 verdorren lotusbloemen van diens keelchakra van het woord, een van de zeven geestelijke waarnemingsorganen die, indien men ze niet door een geestelijke ontwikkeling zelf tot ontplooiing brengt, ze in hun malafide tegendeel verkeren. Is dit niet een waarschuwing maar ook een oproep van Jeroen Bosch om het destijds reeds verkommerde ridderschap te vernieuwen, ja te spiritualiseren…?
            
Deze oproep om het graalridderschap van het Woord te vernieuwen werd nog eens zo’n vier eeuwen later in 1906 door Rudolf Steiner tijdens een lezing op 2 januari 1906 te Berlijn over “De koninklijke kunst in een nieuwe vorm” gedaan en door Valentin Tomberg op 15 augustus 1938 te Rotterdam herhaald aan het einde van zijn eerste voordracht “De nieuwe Michaëlsgemeenschap en haar betekenis voor de toekomst” van zijn hier reeds genoemde reeks voordrachten “Innerlijke ontwikkeling en de Christelijke Rozenkruisersweg”.  Dit initiatiefproject voor een door een nieuwe Ridderorde van het Woord in te luiden Wereldvredesbond wil hierbij aansluiten, zoals dat in 2009 reeds naar voren werd gebracht in mijn aanhangsel “Het nieuwe koningschap –  Bijdrage aan de modernisering van de monarchie” van Werner Greubs boek “Willem van Oranje, Parzival en de Graal”. Dit boek werd overigens tijdens een viervoudige boekenpresentatie i het kader van "De Nieuwe Stelling van Amsterdam"
            
Interessant in dit verband is dat het woord “Graal” of “Venusberg” ook is gebruikt als benaming voor het middenluik van “De tuin der hemelse vreugde”. Paul Vandenbroeck schrijft in zijn bijdrage “Jheronimus Bosch: de wijsheid van het raadsel” in de catalogus van de Bosch-2001 tentoonstelling in Rotterdam (op blz. 108) daarover het volgende: “Een volksmythe leverde Bosch een model voor zijn valse paradijs: de mythe van de Venusberg of Graal. Deze Graal heeft niets te make met de kostbare schaal uit de Arthuriaanse literatuur van de Middeleeuwen. In de volkse verbeelding was de graal een ‘heidens’ aards paradijs’ van zingenot en liefde [...] Rond het midden van de 15de eeuw begon de ‘Graal’ ’Venusberg’ genoemd te worden. De graal stond tussen het wereldse bestaan en et hiernamaals in: men kon het betreden zonder gestorven te zijn, maar als men er langer dan een jaar bleef, was men gedoemd er tot het einde der tijden te blijven.  Bosch moet op de hoogte zijn geweest van dit algemeen verspreid volksgeloof aan een aards paradijs op aarde, waar alle lichamelijke verlangens, vooral de seksuele, vervuld werden. Toponiemen getuigden tot in deze eeuw van het volksgeloof in dit oord. Door de kerk en de geleerden werd het gebrandmerkt als vals paradijs, zondig en duivels en de inwonenden zouden bij het laatste Oordeel verdoemd worden. Het is juist dit wat Bosch uitbeeldde. Zijn basismateriaal leefde in de volksovertuiging, maar hij veroordeelde dit sterk.”
           
Dat laatste is nog maar zeer de vraag. Van seksuele uitspattingen of demonische gestalten is op het middenpaneel eigenlijk helemaal niets te zien en kunnen daarom ook niet door Bosch veroordeeld worden; ook op het rechterpaneel oordeelt hij niet, dat laat hij over aan de Goden, maar toont hij in dat Vagevuur aan wat de mogelijke repercussies van onze wandaden op aarde tegenover onze medemensen met terugwerkende kracht op onszelf zijn. En ook al mochten er in die tijd van Bosch uitwassen zijn geweest, bv. bij de in Brussel opgericht Homines Intelligentaie, een adamitische, vanuit het Rooms-katholieke oogpunt kettergemeenschap gerelateerd aan de Broeders en Zusters van de Vrije Geest, die in 1410/11 voor de Inquisitie moest verschijnen en onderdrukt werd, dan is het desondanks zo dat men zulke aanvankelijke strevingen dient te zien in het licht van de missie van onze aarde om deze van een planeet van wijsheid in een planeet van liefde om te vormen, zoals Jezus Christus als zijn laatste boodschap aan zijn volgelingen heeft achtergelaten “Hebt elkaar lief, zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ge elkaar liefhebben.” (Johannes 13.34 en 35) en zoals Rudolf Steiner verder heeft uitgewerkt o.a. in zijn reeds genoemd basisboek “Wetenschap van de geheimen der ziel”, waarin hij de antroposofie ook “Wetenschap van de Graal” noemt, voor de inwoning op aarde onder de mensheid waarvan de Antroposofische Vereniging oorspronkelijk een schaal moest vormen.

Hopelijk is daarmee intussen de keus van dit drieluik als boegbeeld van een  Wereldvredesbond van Oases der Menselijkheid, als een verdere uitbeelding van het door Jezus Christus gesticht Godsrijk op aarde, geen vals maar waar paradijs, datgene wat in het oosten het in de aarde verzonken maar ooit met vurig verlangen terug verwacht rijk Shamballah, ietwat inzichtelijker geworden. De Graal is geen louter mythe maar een werkelijkheid      

V.
In dit kort overzicht van de gestalten en groeperingen op dit drieluik lijkt echter de gestalte van de aartsengel Michaël, het aangezicht van Christus nog te ontbreken.  Maar toch is hij onzichtbaar aanwezig in de achtergrond als de stuwende kracht achter de destijds opbloeiende missie en cultuur van de Nederlanden, van de opkomende natuurwetenschappelijk georiënteerde bewustzijnszielehouding, die volgens Rudolf Steiner aan het begin van de 15de eeuw haar intrede deed en vooral de Nederlanden en Portugal ertoe bewoog on zich af te scheiden van het Duits en Spaans moedervolk om niet alleen via het bevaren van de wereldzeeën de planeet aarde in kaart te brengen, maar ook om door zielenobservatie,  introspectie van de menselijke binnenwerelden kunstzinnig en wetenschappelijk te onderzoeken en uit te beelden. Dat ons klein volk (getalsmatig) destijds van niet meer drie miljoen zielen het in de roemrijke en glanzende Gouden Eeuw zo onvoorstelbaar ver kon brengen (uiteraard met enkele negatieve bijverschijnsels, zoals slavernij en uitbuiting), is zonder die inspirerende inwerking van Michaël nagenoeg ondenkbaar.
           
Dus ook het werk van Jeroen Bosch is aan het prille begin van die Gouden Eeuw mede onder die bovenzinnelijke, goddelijke beschermheer en inspirator tot stand gekomen, maar tot nu toe is daarvan in de algemene openbaarheid geen enkel aandacht aan besteed, ja alles wat onder het huidig heersende beschavingsprincipe van de  materialistische natuurwetenschap en de daarvan afgeleide sociale wetenschappen niet te kwantificeren valt, wordt bij voorbaat met argusogen bekeken en als onwerkelijk en onwezenlijk ter zijde geschoven. De mens zou enkel zijn brein zijn, menselijke ziele- en geestelijke ervaringen slechts epifenomenen. Een het is niet al te veel gezegd dat, indien deze neerwaartse spiraal doorgaat straks, na het afschaffen van de geest in de vroegere middeleeuwen door de kerkvaders in het jaar 869 op het achtste Concilie van Constantinopel,  dat Marx en Engels, Freud en de latere Nietzsche met dien Anticrist  voortzetten in hun zeer vergaande pogingen tot afschaffing van de ziel, ook ons menselijk lichaam straks wordt vervangen door robots. Met deze klepogen op kan het werk van Jeroen Bosch noodzakelijkerwijs alleen als fantasmagorie worden beschouwd en niet als geniale “Realsymbolik”, esthetische beeldspraak van hogere èn lagere werelden, zoals die bekend zijn uit de christelijk-rozenkruiser wijsheid van de antroposofie.   
              
VI.
Terug nu weer naar de oneerlijke richtingenstrijd om het werk van Jeroen Bosch. In dit verband verwijs ik naar mijn Engels verslag “The Secrets of Hieronymus Bosch / Commentary on the Film "Touched by the Devil" produced by Pieter van Huysteeen” geschreven na het zien van deze film tijdens de laatste versie van IDFA, het Internationale Documentaire Festival in Amsterdam op 26 november jl. Deze documentaire ging over de verwoede pogingen van kunst historici, restaurateurs en curatoren om mogelijkst alle werken van Jeroen Bosch in bruikleen van de betreffende Europese en Amerikaans musea te verkrijgen ten bate van de grootste internationale Bosch-tentoonstelling ooit om zijn 500ste sterfdag te vieren, die op 12 februari as. in het Noord-Brabantse Museum te Den Bosch haar deuren tijdens een gesloten opening voor de Spaanse en Nederlandse koningen en bijzondere gasten zal openen, waarna de volgende dag ook het algemene publiek er een kijkje in zal mogen nemen.
           
De Nederlands kunstglobetrotters slaagden er wonderwel in om bijna alle schilderijen van Jeroen Bosch binnen te halen, maar wat hen echter niet lukte was om de directieleden van het Madridse Prado museum te bewegen om hun absolute topwerk Bosch, het reeds genoemde “Tuin der hemelse vreugde” uit handen te geven. Deze zien immers dit pronkstuk als hun eigen Nachtwacht dat niet uit hun vaste collectie mag ontbreken, en het zal dus alleen in Den Bosch bij het Jeroen Bosch Art Centre (JBAC) als een reproductie op ware grote naast al zijn overige werken die daar als reproducties hangen te bewonderen zijn. Overigens ontbreekt daar m.i. ook bij de  bijschriften van die het normale verstand te boven gaande schilderijen (nog steeds) een aanvullende noot of verwijzing naar de spirituele, christelijk-esoterische achtergrond ervan en wordt vaak, omdat men er niet echt uitkomt, een beroep aan de kijker gedaan om dan maar zelf uit te maken wat in hemelsnaam het allemaal dan wel te beteken heeft.    

Maar nu komt het: het ontbreken van de echte “Tuin der hemelse vreugde” bij de Bosch-500 expositie is weliswaar te betreuren, maar is slechts een incidenteel verlies; veel betreurenswaardiger is dat, met alle respect en waardering voor de jarenlange voorbereiding van de organisatoren, hun staf en de grootscheepse schenkingen van de overheid, bedrijven en fondsen, eigenlijk de geestesgestalte van Jeroen Bosch zelf, zoals die tot uiting komt in de immanent-kritische interpretatie van zijn werk zeer waarschijnlijk zal ontbreken! 

Dit wrang gemis moet om verschillende redenen vermoed worden. Ten eerste was in de documentaire “Touched by the Devil” van enige onthulling van het geheim van de schilder, zoals aangekondigd, geen sprake, d.w.z. een spirituele iconografie die doordringt tot de ware motieven en drijfveren waaruit Jeroen Bosch zijn sublieme drieluiken gestalte gaf was daarin ver te zoeken. Net zoals overigens bij de eerdere grote tentoonstelling in 2001 in het Museum Boijmans van Beuningen te Rotterdam waar, zoals de catalogus “Jheronimus Bosch – Alle schilderijen en tekeningen” met bijdragen van Jos Koldeweij e.a. aantoont, er naast de academisch-intellectuele beschouwingen,  dendrochronologische onderzoekingen en alleen onderling ietwat verschillende interpretaties geen enkele ruimte was gemaakt voor de spirituele zienswijzen van een Wilhelm Fraenger en/of Wertheim Aymès. Dus niets over bv. de mysterieuze Jood uit Duitsland Jacob van Almeaengien, die zich op 14 december 1496 met  hertog Phillip de Schone als peetoom en in bijzijn van hoge raadsheren en de persoon van Bosch zelf zich in de Sint Jan in Den Bosch liet dopen, die daarna ook lid van de illustere Zwanenbroederschap werd en die volgens Fraenger en Werthein Aymès als geestelijk leidsman van Bosch een grote rol bij diens esoterisch joods-christelijke ontwikkeling heeft gespeeld.  Niets van dit alles onder het mom van “het grote belang om de schilder Jheronimus Bosch te ontdoen van de talrijke interpretatieve uitwassen, om de historische Bosch te ontmythologiseren.”  zoals dat in het voorwoord door de artistiek director Chris Dercon en de zakelijk directeur Hugo Bongers van het Rotterdamse museum in hun fraaie catalogus gesteld wordt. Dit door de alles overheersende materialistische natuurwetenschap ingefluisterd ontmythologiseringsproces wordt door Herbert Witzenmann (in de paragraaf “Wat en waarom is materie?” van het hoofdstuk “De sociale basis idee van onze tijd” uit zijn sociaal-organische studie “Een nieuwe economische orde”) trefzeker als de grootste macht ter wereld afgeschilderd, die, in plaats van deze om te vormen tot een mens, aarde en kosmos omvattende geesteswetenschap, al bijna twee eeuwen door een braaf na-apende theologie wordt toepast om Jezus Christus alles af te nemen wat niet met het nuchtere verstand bijgebeend kan worden, zoals Zijn menswording en opstanding uit de dood, zodat boeken ontstaan als “Het verhaal gaat”. Jammer alleen dat daarmee ook het kind met het badwater wordt weggegooid!

Ten tweede wordt dit vermoeden van het ontbreken van de geestgestalte van Bosch gevoed door het feit dat van het aanbod van Catharina Barker aan het JBAC om een vervanger voor hun groot internationaal aangelegde Bosch congres Jheronimus Bosch: his Life and his Works” van 15 en 16 April 2016 als spreker uit te nodigen niets gekomen, terwijl ook pogingen om in contact te treden met de Stichting Bosch-500 teneinde in te gaan op de vriendelijke uitnodiging op hun website om nog een eigen bijdrage aan de festiviteiten te mogen leveren ook verzandden. Zodoende kan de reeds veel geroemde Bosch-500 tentoonstelling en allerhande festiviteiten in zijn geboortestad naar alle waarschijnlijkheid niet echt waar maken dat zij, in dit spiritueel opzicht Jeroen Bosch onderdak ja een schuilplaats hebben aangeboden: hij blijft vermoedelijk een verloren zoon, om niet te zeggen marskramer…

Maar wacht, er zijn verzachtende omstandigheden! Ten eerste is het weliswaar zo dat de echte “De tuin der hemelse lusten” dit jaar niet in Den Bosch te bewonderen zal zijn, maar dat, naast de reproductie in het JBAC, er in ieder geval wel  een heuse reconstructie-in-woring op ware grootte te zien zal zijn (op bepaalde tijden), waarmee momentaan De Bossche kunstschilder  Henk Groenendaal, een expert in oude kunstschildertechnieken, in een atelier in het pand van de Zwanenbroederschap op de Hinthamerstraat bezig is en die bijna voor de helft voltooid is.
           
Ten tweede is het zo dat de antroposofen ook niet helemaal stil hebben gezeten. Zoals aangekondigd in Motief, het maandelijks ledenblad van de Antroposofische Vereniging, van december vorig jaar zullen er als bijdrage aan de festiviteiten rond het Bosch-jaar 2016 twee studiebijeenkomsten plaatsvinden, waar de overigens geestelijk “verweesde” schilder zich nochtans thuis zou kunnen voelen, doordat er recht wordt gedaan aan de spirituele dimensie van zijn levenswerk. De eerste studiedag vindt plaats op 12 maart 2016 onder de titel “De Beeldentaal van Jeroen Bosch, een boodschap van onze tijd?” in de Muzerije in het centrum van Den Bosch. (Uiteraard dient daarbij nog vermeld te worden dat het helaas niet mogelijk is gebleken om de onderzoeksresultaten van Catharina Barker en Willy Seiss daar ter sprake te brengen. Of dat op de tweede bijeenkomst, waar het accent onder meer op de betekenis van de Zwanenbroeders in relatie tot Jeroen Bosch zal komen te liggen, wel het geval is, moet nog afgewacht worden. Het is te hopen dat in ieder geval een boekentafel met die genoemde literatuur ingericht kan worden.)
            
Ten derde en als laatste zal er een oproep van het Willehalm Instituut uitgaan om werkgroep te vormen om datgene uit te voeren wat in mijn verslag van de film ‘Touched by he Devil” werd aangestipt, namelijk een alternatieve Bosch-tentoonstelling te maken die o.m. zijn werk bevrijd van het vooroordeel dat de Kapucijnse pater Gerlag in zijn werk “Jheronimus Bosch – Opstellen over leven en werk” (op blz. 14) toegeschreven wordt, namelijk dat om Bosch te kunnen begrijpen “Je Brabander en katholiek moet zijn”. Dit terwijl de lieve man later toegeeft dat hij met die twee voorwaarden er ook niet uit komt, ja dat dit eigenlijk in principe zelfs onmogelijk is. “Overzie ik het geheel,” zo schrijft hij op blz. 202 in het hoofdstuk over de door hem ook genoemde "Tuin der lusten, “dan wil het mij voorkomen, dat op het middenpaneel het paradijselijke leven der mensen wordt afgebeeld.” Dus geen vals paradijs! Hij gaat als volgt verder: “De fantasie van de kunstenaar maakt het ons moeilijk, zo niet onmogelijk, alle onderdelen te beschrijven, laats taan er zin aan te geven. Voor het geval althans, het Jeroen Bosch er een zin aan heeft willen geven (sic). Het lijkt onmogelijk de duiding van alles te vatten voordat we de eigenlijk bron van zijn voorlichting kennen.”
            
En laat het nu juist die Rozenkruiserbron zijn die Wertheim-Aymès voor het eerst ontsloten heeft, overigens volgens Catharina Barker dankzij wezenlijke aanwijzingen van Valentin Tomberg die vaak in zijn huis in Den Haag voordrachten heeft gegeven, die Gerlag, tezamen met de, in zijn ogen, ketterse beschouwingen van Wilhelm Fraenger pertinent en zonder meer als “klinkklare onzin” afwijst! “Met een ijver, een betere zaak waard,” zo schrijft hij op blz. 65 in het hoofdstuk “Is Jeroen Bosch een ketter? Een volgeling van Jakob van Almaengien? “werd ze [d.w.z. de theorieën van Fraenger], nog eens uiteengezet en ‘bijgewerkt’ door Cl. A. Wertheim Aymès in 1956 in zijn boek Hieronymus Bosch, Eine Einführung in seine geheime Symbolik, en in 1961 in zijn Die Bildersprache des Hieronymus Bosch. Daarenboven worden er dan de Rozenkruisers nog bij gehaald! Het is allemaal, naar het gezegde van Bax [de grootste tegenstander van Fraenger] ‘klinkklare onzin’ en het blijft vreemd, dat men er nog zoveel aandacht aan besteed en er zoveel bladzijden over worden geschreven.”
            
VII.
Welnu, het moge de welwillende lezer hopelijk nu duidelijk geworden zijn dat het wel degelijk de moeite waard is over deze bron verder bladzijden te vullen. Maar niet alleen dat, ook handelingen zijn geboden. En daarom zij hier tenslotte aangekondigd dat, om te beginnen, n.a.v. de gesloten en publieke openingen van de Bosch-tentoonstelling in het Noord-Brabantse Museum op 12 en 13 februari as. de Willehalm Ridderorde van het Woord (i.o.) onder de spandoek van “De tuin der hemelse vreugde”, die tot boegbeeld van een “Wereldvredebond van Oases der Menselijkheid” is omgedoopt op een nog nader aan te geven wijze in Den Bosch acte de présence zal geven ten einde, zoals hier werd getracht uit de doeken te doen, de nodige geestelijke noot te laten klinken voor het verwelkomen van de geestgestalte Jheronimus Bosch in zijn geliefde geboorteplaats.


* * *

Potentiële medestanders, ook en vooral kritische, voor de bovengenoemde initiatieven en activiteiten worden vriendelijk uitgenodigd contact met mij op te nemen. Financiële bijdragen zijn tevens zeer welkom en kunnen op bankrekening NL28 ABNA 057181937 van de Willehalm Stichting en op emailadres rjkelder@willehalm.nl via PayPal overgemaakt worden.


     
                   
  .


            







5 opmerkingen:

  1. Vandaag heb ik volgende activiteit voor het agenda van Motief van februari as. aan de redactie gemeld:

    Initiatiefgroep Wereldvredesbond

    Het idee van een vereniging van Oases der Menselijkheid ter bevordering van de Wereldvrede gaat terug op een raadslag van Rudolf Steiner in 1924 aan jonge mensen, werd door Albert Steffen in 1946 daarna door Herbert Witzenmann in 1979 weer opgenomen,maar werd als zodanig nog nooit werkelijk verwezenlijkt. In het kader van het initiatiefproject “Wereldvredesbond van Oases der Menselijkheid” van de Willehalm Ridderorde van het Woord (i.o.), met het drieluik “De tuin der hemelse vreugde” van Jeroen Bosch als boegbeeld, nodigt het Willehalm Instituut belangstellenden uit om bijeen te komen om te kijken hoe dit project, tevens als een bijdrage aan de viering van het Bosch-500 jaar, verder vorm kan worden gegeven. Een op 6 januari voor het Paleis op de Dam in Amsterdam uitgesproken doorwrochte aankondiging van dit voornemen is te lezen op http://wereldvredesbond.blogspot.nl

    Datum en tijd: zondagmiddag 21 van 15.00 tot 18.00 uur. Plaats: Bibliotheek van het Willehalm Instituut Kerkstraat 386a, 1017 JB Amsterdam. Info en contactpersoon Robert Jan Kelder info@willehalm.nl (Graag aanmelden, indien geïnteresseerd maar verhinderd, laat s.v.p. een bericht achter.)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De aangekondigde Nieuwjaarstoespraak op Driekoningen, 6 januari 2016 op de Dam is maar deels gelukt. Nadat door de fikse kou twee batterijen van de filmcamera het al hadden opgegeven en ongeveer twee derde van "De College op de Dam" was voltooid, zijn we, d.w.z. broer, cameraman Johannes en ik, het Café van De Nieuwe Kerk ingevlucht om ons aan een lekkere soep en coffee op te warmen. Twee dagen later hebben we de rest van de toespraak in de bibliotheek van het Willehalm Instituut gehouden en gefilmd. Binnenkort zal deze Open Brief op YouTube te zien zijn, verrijkt met een nieuwe, openbare en formele petitie aan onze koning met een vriendelijk verzoek om op 12 februari t.g.v. de/zijn zijn opening van de Jeroen Bosch tentoonstelling in het Noord-Brabantse museum te Den Bosch een antwoord te geven op c.q. stelling te nemen tegenover de op 28 mei 2014 voor zijn paleis aangekondigde en daarna aan hem overgeleverde petitie om een nieuwe Willehalm Ridderorde van het Woord in te stellen. Deze nieuwe petitie op www.petities.nl kan ook weer ondertekend worden (de oude petitie is na indiening ervan niet langer online.)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. De Petitie is intussen ingediend (zie onderstaande tekst), maar kan nog niet ondertekend worden. Overigens is ook deze blog vernieuwd met een scherper beeld en grotere letters.

    Petitie

    "Dit vredesinitiatief met "De Tuin der hemelse vreugde" van Jeroen Bosch als boegbeeld is een project van de Willehalm Ridderorde van het Woord (i.o.) t.b.v. het door Rudolf Steiner (1861-1925) onder de mensheid gebrachte Nieuwe Christendom middels zijn wetenschap van de Graal, oftewel antroposofie.

    Wij
    Mensen van goede wil zijn ervan bewust dat er dringend behoefte is aan nieuwe vredesinitiatieven.

    Constateren
    In 2014 werd U een petitie aangeboden om de Staten-Generaal een wetsvoorstel in te dienen om een Willehalm-Ridderorde van het Woord in te stellen ten einde de huidige, onrechtvaardige wereldeconomie om te vormen op basis van Rudolf Steiners cursus Wereldeconomie. Uitgebreid tot het bevorderen van "Het Nieuwe Christendom", ligt de petitie intussen bij de Kanselarij der Nederlandse Orde, zonder dat er enig inhoudelijke reactie is voortgekomen.

    En verzoeken

    Uwe majesteit om t.g.v. de door U op 12 februari as. te openen Jeroen-Bosch tentoonstelling in het Noord-Brabantse museum in te gaan op de aan U en Uw koningin op 5 januari jl. opgestuurde Open brief onder de titel "Wereldvredesbond van Oases der Menselijkheid", die als Nieuwjaarstoespraak op de Dam op 6 januari op de Dam deels uitgesproken werd en daarna op 8 januari in de bibliotheek van het Willehalm Instituut te Amsterdam werd afgerond."

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Alle petities zijn intussen, zoals te verwachten was, zonder enige onderbouwing afgewezen.

    BeantwoordenVerwijderen